Waar de Anti Atlas in de Sahara overgaat hebben de Fransen deze gevangenis gebouwd. Wat er nog van over is, is een ruïne en een modern, redelijk welvarend Marokkaans dorp. Want de dwangarbeid in een nabij gelegen mijn waar de gevangenen aan onderworpen werden, is in vrijheid overgenomen door Marokkanen. De gevangenis werd beheerd door het beruchte en in romans en films veel geromantiseerde Franse Vreemdelingenlegioen. Opgericht in 1831 groeide het legioen uit tot een ‘elite’ korps waarin strenge discipline het huurlingen aspect vormgaf. Het Legioen stond er om bekend dat het allerlei misdadige elementen uit de maatschappij een ‘veilige’ haven bood. Iedereen begon als ‘legionair’, maar alleen Fransen konden het tot officier schoppen. Het Vreemdelingenlegioen bestaat nog steeds maar tegenwoordig worden de antecedenten van de aspiranten eerst getest. In z’n hoogtijdagen werd het Legioen vooral ingezet in de Franse koloniën en met name in Algerije en Marokko. Toen Marokko een Frans protectoraat werd, betekende het vooral dat Frankrijk z’n eigen belangen beschermde. Zo eigende het zich alle rechten toe op mijnbouw en de inkomsten uit de gedolven metalen en mineralen. Na de onafhankelijkheid zijn die rechten naar de Marokkaanse gemeenschap gegaan. Wat in werkelijkheid betekent dat de koning het in zijn bezit heeft en er de inkomsten van krijgt. (45 Marokko ZW)