Dadelpalmen zijn gebaat bij een goede waterhuishouding. Na de Grote Arabische veroveringen werd al snel een uit Perzië afkomstig systeem van z.g. Khettara aangelegd. Khettara zijn ondergrondse tunnels waarin het water dat in zand aanwezig is, zich druppelsgewijs verzamelt. De dadelpalmen en ook andere gewassen waren dus niet meer afhankelijk van seizoensgebonden regenbuien of smeltwater. Khettara zijn soms honderden kilometers lang. Overal zijn vanaf het aardoppervlak schachten die in verbinding staan met de tunnels en van waaruit water geput wordt en naar beneden afgedaald wordt om onderhoud te plegen. In de hele oude Khettara zwemmen ook vissen. Belangrijk is dat de hoeveelheid water in de Khettara overeenkomt met de behoefte aan water. Deze balans was vaak vastgelegd in overeenkomsten. Echter met de komst van de Fransen is de hele zaak overhoop gehaald zo is mij jaren geleden in het zuiden van Algerije verteld. De Fransen introduceerden de dieselpomp die, zo dachten ze, beter werkte dan de Khettara omdat ze een groter watervolume ineens leverden en minder onderhoud zouden vergen. Later kwam er ook nog de aanleg van stuwdammen bij en de moderne technieken van diepte boringen. Maar hiermee is ook de zekerheid dat er altijd water voorradig is, verdwenen. Nu zijn alleen nog maar hier en daar werkende Khettara over. Op de tekening is het oogsten van dadeltrossen te zien ergens tussen Tagounite en Oulad Edriss. (28)